Reactie op publiciteit rond mgr. Van Luyn
Naar aanleiding van berichtgeving over Mgr. Van Luyn van deze middag ziet het Secretariaat RK Kerk zich genoodzaakt u ter correctie het onderstaande mee te delen.
Op woensdag 24 maart stelt dhr. Robert Chesal van Radio Nederland Wereldomroep de volgende vraag: “Gezien het grote aantal meldingen van misbruik in salesiaanse internaten waar wij over gepubliceerd hebben, willen Joep Dohmen van NRC en ik je de volgende vraag stellen:
Heeft bisschop van Luyn eerder dan ons bericht op 26 februari, signalen ontvangen van seksueel misbruik door salesianen?
We horen graag van je.
Met vriendelijke groet,
Robert Chesal
Radio Nederland Wereldomroep”
Deze vraagstelling werd op donderdag 25 maart nader geconcretiseerd door dhr. Joep Dohmen van het NRC / Handelsblad. Op vrijdag 26 maart wordt het onderstaande antwoord verzonden:
“In zijn hoedanigheid van provinciaal (1975 – 1981) heeft, toen nog pater Van Luyn, inderdaad uit hoofde van zijn functie formeel kennis gekregen van enkele concrete gevallen en daarbij ook maatregelen moeten nemen. Je maakt nu melding van een zaak uit de jaren 70. De tijd die ons gegeven wordt om daarop te reageren is wel erg minimaal en geeft geen ruimte voor archiefonderzoek. Om die reden wacht de bisschop het onafhankelijk onderzoek af dat momenteel in voorbereiding is. Aan dat onderzoek heeft de bisschop eerder al zijn volledige medewerking toegezegd. Uiteraard zal de wijze waarop verantwoordelijken van ordes, congregaties en bisdommen omgingen met concrete misbruikzaken deel uitmaken van het onderzoek.”
Op 10 maart werd door dhr. Joep Dohmen de vraag gesteld of Mgr. Van Luyn op de hoogte was van een intern onderzoek in 1967. Daarop liet de bisschop weten dat hij in 1967 geen bestuursfunctie had en deze zaken door de provinciaal met zijn vicaris en de overste van het betreffende huis met diens vicaris werden behandeld. Op 24 maart werd dus de vraag gesteld of Mgr. Van Luyn in algemene zin kennis had van gevallen van misbruik binnen zijn congregatie. Dit was de eerste keer dat deze vraag in algemene zin gesteld werd.
Tussen 1975 en 1981 heeft Mgr. Van Luyn als provinciaal overste inderdaad kennis gekregen van enkele zaken en daarbij ook maatregelen genomen. Wereldomroep suggereert nu dat de bisschop dat pas na lang aandringen laat weten en lijkt door suggestieve weergave bewust naar sensatie te zoeken.
‘s-Heerenberg
In verschillende krantenartikelen over gevallen van seksueel misbruik in het internaat van de Salesianen van Don Bosco in ’s-Heerenberg, is gemeld dat de huidige bisschop van Rotterdam gedurende de zestiger jaren rechtstreeks betrokken was bij Huize Don Rua en in de jaren zeventig de eindverantwoordelijkheid droeg voor de congregatie in Nederland. Deze berichtgeving verdient precisering. Allereerst wat betreft de inrichting van het bestuur in de Nederlandse Provincie volgens het statuut van de congregatie. Vervolgens wat betreft de functies die pater A. van Luyn in de provincie vervuld heeft. Dat laatste is nodig gebleken vanwege onjuistheden in de CV zoals die op de website van het bisdom Rotterdam te lezen was. U treft die gegevens aan in de bijlage. Benoemingsbrieven liggen ter inzage bij de persdienst van het SRKK.
Gezien het aanstaande onafhankelijk onderzoek zien wij af van verder commentaar.
BIJLAGE
Bestuurlijke organisatie
– In de Salesiaande Congregatie oefent de provinciale overste (hoogste verantwoordelijke binnen een bepaald gebied) persoonlijk de gewone rechtsmacht uit – in foro interno et externo – over alle huizen en over alle leden van zijn provincie (Constituties, art. 86). Hij wordt hierin bijgestaan door een Raad van vier of tenminste twee leden – onder wie de provincie-econoom – benoemd door de Algemeen Overste (art. 91 en 92).
Deze raadsleden wonen de raadsvergaderingen bij met stemrecht, en vervullen andere werkzaamheden op verzoek van de provinciaal: hun stem is beslissend wanneer het toelatingen betreft tot noviciaat, professie, wijdingen (art. 93).
In de jaren zestig vergaderde de Raad van de Nederlandse Provincie ongeveer met het ritme van een keer per kwartaal. De Raad had een eigen secretaris: een oudere priester, zoals blijkt uit de in het archief aanwezige notulen.
Functies
– Pater A. van Luyn werd door de provinciaal op 16 augustus 1965 benoemd tot provinciaal-secretaris (niet door de generaal overste, want geen bestuursfunctie).
Hij nam niet deel aan de vergaderingen van de Provinciale Raad. Hij was geen ‘bestuurssecretaris’, maar verrichtte, mede vanwege zijn kennis van het Italiaans, – hij studeerde theologie van 1960 tot 1964 in Turijn – parttime administratieve secretariaatswerkzaamheden, eerst een jaar in ’s-Heerenberg, daarna verhuisde hij in 1966 met het provincialaat naar Den Haag, een jaar later vanuit Nijmegen.
In de jaren 1965-1967 volgde hij halftime colleges theologie aan de Universiteit van Nijmegen. Van 1967 tot 1974 was hij eerst studieprefect en later overste in het studiehuis theologie in Nijmegen.
Op 18 februari 1970 werd hij door de generaal overste benoemd tot provinciaal vicaris; en daarmee lid van de Provinciale Raad. Eerst in 1975 werd hij door de generaal overste benoemd tot provinciaal van de Nederlandse Provincie.
Uit bovenstaande blijkt dat pater Van Luyn in de zestiger jaren geen bestuursverantwoordelijkheid heeft gedragen, ook niet als provinciaal secretaris. Dit alles neemt niet weg dat de bisschop, zoals eerder meegedeeld, het onderzoek naar misbruikzaken in het Salesiaanse internaat volledig steunt en alle medewerking hieraan zal verlenen, met name ook wat betreft “het functioneren van de verschillende besturen en hun optreden in deze dossiers