Naar aanleiding van berichtgeving over betrokkenheid van bisschoppen bij seksueel misbruik
In NRC van 14 september wordt bericht over de betrokkenheid van Nederlandse (hulp)bisschoppen bij seksueel misbruik van minderjarigen. De informatie is ontleend aan bestaande bronnen, onder meer het onafhankelijke onderzoek, dat de heer Deetman op verzoek van de R.-K. Kerk verrichtte en waarover hij in 2011 publiceerde. Ook is informatie ontleend aan het onafhankelijke Meldpunt Seksueel Misbruik R.-K. Kerk.
Het Meldpunt communiceerde transparant, maar noemde geen namen vanwege de vertrouwelijkheid van de procedures met name in het belang van de klagers. Hierbij ging het in het overgrote deel van de gevallen om verjaarde zaken en overleden aangeklaagden. Overigens was het daarbij nooit de bedoeling van de R.-K. Kerk dat slachtoffers niet mochten spreken over wat hen is overkomen, zoals kardinaal Eijk benadrukte in een rondetafelgesprek met de Tweede Kamer (29 juni 2016).
Zoals uit het onderzoek van de commissie Deetman naar voren kwam, waar het gaat om betrokkenheid van bisschoppen bij misbruikdossiers, geldt dat, waar het ging om de wijze waarop bisschoppen met misbruikdossiers omgingen, in bepaalde gevallen in het verleden priesters een nieuwe benoeming konden krijgen, terwijl zij eerder misbruik hadden gepleegd. In bepaalde gevallen was het misbruik bekend, en moet worden geconstateerd dat er in die situaties onvoldoende zorgvuldig werd gehandeld door bisschoppen die deze priesters een nieuwe benoeming gaven. In bepaalde gevallen was het misbruik niet bekend bij de bisschop die de benoeming gaf en was er sprake van onvoldoende zorgvuldige informatie-uitwisseling tussen bisschoppen en hogere oversten.
Op aanbeveling van de commissie Deetman in haar rapport uit 2011 heeft de R.-K. Kerk maatregelen getroffen met als doel te bewerkstellingen dat dit soort situaties nu niet meer voorkomt. Deze regelingen maken integraal onderdeel uit van het preventiebeleid van de Nederlandse bisdommen, ordes en congregaties.
Preventiebeleid
Sinds 2005 kent de Nederlandse Kerkprovincie een verplicht antecedentenonderzoek van priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers en religieuzen wanneer deze in een ander bisdom of religieus instituut gaan werken (vernieuwd protocol per 1 november 2012).
Per 1 januari 2014 is er voor de benoeming van priesters, diakens, pastoraal werk(st)ers, religieuzen en bepaalde vrijwilligers en functionarissen een regeling in het leven geroepen betreffende de verplichting tot het overleggen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). Deze eis geldt ook voor het aannemen van kandidaat-priesters, -diakens en -pastoraal werkers.
Sinds 2014 geldt de Gedragscode Pastoraat. Hiervoor wordt aangesloten bij gedragscodes die in andere sectoren van de Nederlandse samenleving gangbaar zijn. Na een evaluatie, met name door de pastorale teams in de bisdommen en door religieuzen binnen de KNR, is de Gedragscode vernieuwd. De vernieuwde Gedragscode Pastoraat werd per 13 april 2018 van kracht. Aanpassingen in de Gedragscode Pastoraat ten opzichte van de vorige editie zijn onder meer: 1) de uitbreiding van de werkingssfeer (niet alleen beroepskrachten die met minderjarigen werken, vallen onder de werking van de Gedragscode Pastoraat, maar ook vrijwilligers die met minderjarigen werken; daarnaast geldt de Gedragscode Pastoraat nu ook voor beroepskrachten en vrijwilligers die werken met mensen met een verstandelijke beperking, of anderszins kwetsbare personen); 2) de reeds bestaande bepaling met betrekking tot de verplichting tot het doen van aangifte bij een verdenking van seksueel misbruik van een minderjarige werd verder aangescherpt (bij een klacht van seksueel misbruik van een minderjarige tenminste met een schijn van waarheid, doet de kerkrechtelijk verantwoordelijke daarvan onverwijld aangifte bij het openbaar ministerie c.q. de politie); 3) een verduidelijking werd opgenomen dat de behandeling van klachten over het gedrag van personen voor wie de Gedragscode Pastoraat geldt, is geregeld in het Reglement R.K. Meldpunt Grensoverschrijdend Gedrag.
In november 2017 zijn de pastoors van parochies en de besturen en/of verantwoordelijken van katholieke geloofsgemeenschappen van migranten (niet zijnde een parochie) geïnformeerd over de eisen die worden gesteld aan buitenlandse priesters c.q. (priester-) religieuzen uit het buitenland die zonder zending en benoeming tijdelijk werkzaam willen zijn in een parochie. De informatie is via de KNR ook gezonden aan de hogere oversten van ordes en congregaties. Priesters uit het buitenland die zonder zending en benoeming tijdelijk werkzaam willen zijn in een parochie moeten in alle gevallen beschikken over een geldig celebret (canon 903/CIC/1983). Wanneer zij voor een korte periode (maximaal zeven dagen) pastoraal actief zijn in een parochie of geloofsgemeenschap van migranten, hebben zij voorafgaand daaraan een schriftelijke verklaring nodig van de pastoor of het bestuur van de geloofsgemeenschap. Wanneer zij voor een langere periode pastoraal actief zijn, is daarnaast ook een volledig ingevuld ‘Testimonial of Suitability for Priestly Ministry’ nodig.
Sinds 2010-2011 is men zich in de R.-K. Kerk van de ernst van grensoverschrijdend gedrag en seksueel misbruik diep bewust en wordt intens aandacht besteed aan het voorkomen daarvan. Seksueel misbruik mag nergens voorkomen, maar zeker niet in de Kerk, die de opdracht heeft het Evangelie van Christus voor te houden.
Zie ook:
- Verklaring Nederlandse Bisschoppenconferentie over maatregelen seksueel misbruik
- Pijn en schaamte omzetten in extra toeleg op preventie